Restauratie glas-in-lood Carola Van den Wijngaert









© 1993-2015
Carola Van den Wijngaert

Overname van foto's
en/of teksten zonder
toestemming van de
auteur is niet toegestaan.

ANDERLECHT: SINT-PIETER EN SINT-GUIDOKERK

PICT0055

Conservatie- en restauratiebehandeling van een laat 15de- en 16de-eeuws glasraam. De opdracht werd in overleg met het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium, de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen, het Corpus Vitrearum Medii Aevi en de dienst Monimenten en Landschappen van het Hoordstedelijk Gewest uitgevoerd.

Klik HIER voor het fotoalbum.
.

IN WATER OPGELOST: oorzaken van verval.

Bij deze problematiek moet men de samenstelling en de productie van glas onder de loep nemen, omdat onvermijdelijk alle corrosieproblemen eigenlijk daar beginnen. Het begint met een iriserend laag, vervolgens komen er kleine putjes en uiteindelijk verdwijn de gehele glasoppervlak. De foto’s lichten al een tip van de sluier.

Corr. 1.Corr. 2
Corr. 3.Corr. 4
Corr.5 .Corr. 6
klik op de afbeeldingen om ze te vergroten

De hoofdbestanddelen van glas zijn silisiumdioxyde (zand, SiO2), soda (Na2CO3) en/of potas (K2CO3) die als smeltmiddelen dienst doen, en kalk (CaO) als stabilisator.
Bij oud glas was het hoofdbestanddeel kiezelaarde. Daaraan werden alkalische zouten toegevoegd zoals soda, afkomstig uit zeewier-asse of zeezout en of potas bekomen door de verbranding van varens en/of hout. Kalk verleent in bepaalde mate stabiliteit aan deze zeer watergevoelige alkalihoudende glassoorten. Omdat de samenstelling en de proporties van de bestanddelen van het glas in de loop van de geschiedenis tamelijk variëren, moet men daar de oorzaak zoeken voor het feit dat het ene glasfragment sneller corrodeert dan het andere. In regel is het in de 16de eeuw gebruikte potasglas, kwetsbaarder dan sodaglas.

Bij de productie worden de grondstoffen verhit tot 1450 °c. Er ontstaat dan een stroperige massa waarin soda en potas zich ontbinden tot hun basisstoffen ( Soda: Na2CO3 : ontbindt zich tot Na2O en CO2 - Potas: K2CO3: ontbindt zich tot K2 en CO2) de oplosbare alkalische bestanddelen migreren daarbij naar het oppervlak.
Bij afkoeling wordt de glasmassa dermate stroperig, dat de mogelijkheid tot de vorming van een verbinding met netjes geordende bestanddelen in kristalroosters, uitgesloten is. Door het uitblijven van deze kristallisatie, blijft de daarmee gepaard gaande energie in het glas opgeslagen. Het is uiteindelijk deze thermodynamische instabiliteit die de haarscheurvorming ter hoogte van het glasoppervlak zal opstarten.
De oplosbare alkalische bestanddelen, meer bepaald kalium- en natriumionen (Ka+ en Na+ die tegen het glasoppervlak liggen krijgen zo de kans om met vocht te reageren. Zowel de relatieve vochtigheid van de omgeving, maar vooral het condensatievocht zullen de aanmaak van alkalische zouten tot gevolg hebben. In deze situatie zullen er dan verweringskorsten ontstaan.
Onder invloed van zwaveldioxide-houdende lucht zetten kalk en potas zich om in syngeniet (K2SO4-CaSO4-2H2O), een dubbelzout. In een aanhoudende vochtige omgeving zal dit syngeniet zich opsplitsen in gips en het zeer oplosbare kaliumsulfaat. Door de blijvende inwerking van het vocht wordt vervolgens de korst verzwakt zodat deeltjes door het water meegevoerd worden.
De verweringskorst oefent een etsende werking uit op het glas. Er ontstaat aanvankelijk een lichte mattering van het glasoppervlak. De volgende stap in het verval is de streepvormige corrosie, het glas wordt daardoor dof, troebel en/of ondoorzichtig. Wanneer niet wordt ingegrepen zal er vervolgens putcorrosie ontstaan, de witte zouten bij opvallend licht, en de zwarte vlekjes die men in transparantie kan waarnemen zijn daarvan het gevolg. In ernstige gevallen kan er kratervorming ontstaan.
In elk geval is dit verweringsproces onomkeerbaar en is de schade onherstelbaar. In gegeven omstandigheden is het van zeer groot belang dat men de voortschrijdende corrosie afremt en zo mogelijk stabiliseert, de toepassing van buitenbeglazingsystemen vormen hierin een belangrijke conserverende factor.


.

15de-EEUWS GLASRAAM: HIERONYMUS VAN BUSLEYDEN

Blog-zonder
klik op de afbeelding om een close-up van Hiëronymus te krijgen

Hieronymus van Busleyden (° Arlon 1470 - † Bordeaux 1517), afkomstig uit een vooraanstaande familie die tot de intimi van het Bourgondische hof behoorden, was kanunnik in het Mechelse kapittel waarvan Anderlecht afhing. Na zijn studies in Leuven en Orléans, behaalde hij in 1503 te Padua de titel van doctor in kanoniek en civiel recht. Na zijn terugkeer in de Nederlanden vestigde hij zich in Mechelen.
Buiten zijn kerkelijke functie speelde hij een belangrijke rol in het culturele en politieke landschap van het Bourgondische hof, hij stond tevens bekend als een zeer prominent humanist. Uit diverse eigentijdse aantekeningen weten we dat zijn woning een trefpunt was voor vele grote namen uit zijn tijd, zoals; Erasmus van Rotterdam, Thomas More, Albrecht Dürer, Barend van Orley, enz... Na zijn vroegtijdige dood in 1517 zou vooral Erasmus zich inzetten om de stichting voor het “drie-talen college” aan de Leuvense universiteit, zoals die in het testament van Busleyden was vastgelegd, ten uitvoer te brengen. In 1579 werd het nu nog steeds bestaande Collegium Triligue opgericht.

Stilistisch vertoont dit laat gotische glasraam sterke overeenkomsten met het werk van Hugo Van Der Goes. Het is geweten dat Van Busleyden een grote verering had voor de “Deipera Virgo”. Er bestaat van zijn hand een gedicht, bewaard in de Koninklijke Bibliotheek, gebaseerd op een verloren gegane voorstelling van de “Depeira Virgo” van de hand van Van Der Goes. Dit gegeven vinden we prominent terug in het “Mariaraam”. De toewijzing van dit kunstwerk is daarom zonder meer terug te vinden in een volgeling van Van Der Goes.


.

16de-EEUWS GLASRAAM: JEAN CARONDELET

DSCN0924
klik op de afbeelding om te vergroten

Deze sprekende verschijning uit een 16de-eeuws raam in de Sint-Pieter en Sint-Guidokerk in Anderlecht is, zwart-op-wit op papier, onbekend. Met grote waarschijnlijkheid gaat het hier om Jean II Carondelet.
Jean II Carondelet werd in 1469 geboren te Dôle als tweede zoon van de jurist Jean Carondelet. Hij studeerde kerkelijk en Romeins recht in zijn geboortestad, werd geestelijke en begon in 1493 zijn roemvolle carrière als deken van het kathedrale kapittel te Besançon, werd vervolgens in 1469 raadsheer in de Grote Hertogelijke Raad van Filips de Schone, in 1504 kerkelijk raadsheer in de nieuw opgerichte Grote Raad van Mechelen en tenslotte in 1508 lid van de Geheime Raad, de hoogste regeringsinstelling. Van 1517 tot 1519 vergezelde hij Karel V naar Spanje en deze benoemde hem in 1522 tot voorzitter van de Geheime Raad. In deze hoedanigheid vormde hij, samen met Margaretha van Oostenrijk, de spil van het bestuur over de Bourgondische Nederlanden. Toen de regentes in 1530 overleed, en Karel V een grondige hervorming van zijn bestuursapparaat doorvoerde, wist Carondelet zijn positie te handhaven: hij bleef het hoofd van de Geheime Raad en werd in 1531 voorzitter van de Raad van State te Brussel. Tot zijn vertrek in 1540 bleef hij een centrale figuur in het bestuur van de Nederlanden.

Door de hoge bescherming van de landheren kon Carondelet ook zonder moeite opklimmen in de kerkelijke hiërarchie. In 1519 werd hij aangesteld tot aartsbisschop van Palermo, waaraan het primaatschap van Sicilië verbonden was, een functie die hij tot aan zijn dood bekleedde. Het feit dat hij nooit zijn aartsbisdom bezocht, en zelfs nooit één voet op Siciliaanse bodem heeft gezet, verhinderde hem niet te profiteren van de talrijke inkomsten verbonden aan dit ambt. Bovendien werd hij in 1520 proost van Sint-Donaaskapittel te Brugge, de rijkste kerkelijke beneficie in de Nederlanden. Verder was hij o.m. proost van Sint-Walburgis te Veurne en van Sint-Piatus te Seclin, alsook kanunnik van de Sint-Guidokerk te Anderlecht, en volgde hij zijn broer Ferry op als abt van Montbenoît. De cumulatie van al deze functies bezorgde hem uiteraard rijke inkomsten. Hij betrok een paleis (het zgn. Hof van Palermo) in de Zakstraat te Mechelen, waar hij in 1545 overleed.

Carondelets rijkdom en invloed stelden hem in staat een uitgebreid mecenaat uit te bouwen. Hij betoonde zich zeer vrijgevig tegenover zijn vrienden, tot wie hij ook Erasmus mocht rekenen. Schilders als Jan van Scorel, Barend van Orley en Jan Gossaert kregen van hem opdrachten toegewezen. De kunstenaar van dit glasraam is onbekend, wel zijn er duidelijke overeenkomsten met het werk van Barend van Orley, mogelijk is het ontwerp voor dit raam in de omgeving van deze kunstenaar te duiden.
.

UIT EEN TIJD VAN MOTETTEN, CHANSONS EN MADRIGALEN

9A-DSCN0854...9A-DSCN0844

Beschadigd door de tijd, zo troffen we deze geschonden engel aan. Een “goddelijk” schepsel, ontstaan in een tijdperk dat “onze” polyfonisten de koninklijke oren van vrijwel alle Europese hoven verwende. De tijd van Johannes Ockeghem, Hendrik Isaac en Josquin des Prés. De periode van de kunstenaarsdiplomaten, geacht door hun broodheren.
Binnen de restauratievisie van vandaag, heeft “beschadiging” een plaats. De tijd laat sporen na, breuken en breukloden zijn daarmee onlosmakelijk verbonden. Alleen uitzonderlijk wordt daarop nog ingegrepen. Iedereen was het ermee eens, dit was zo’n uitzondering. Met zorg werden de breukloden verwijderd, de glasstukken gereinigd en verlijmd, de kleine beschadigingen aan de glasverf geretoucheerd.


.

SINT-PIETER

BlogDSCN0937_1
klik op de afbeelding om te vergroten

Sint-Pieter afgebeeld op het 16de-eeuws glasraam, “De Voorspraak” (7Z) voorstellende. Het raam behoord tot de zeldzaam geworden voorbeelden van glasschilderkunst, daterend uit de meest gerenommeerde periode in de Lage Landen.
.